pontificale gezongen H. Mis met troon
B = bisschop
C1 = ceremoniaris 1
C2 = ceremoniaris 2
DA1 = diaken assistent 1
DA2 = diaken assistent 2
Md = mijterdrager
Sd = stafdrager (niet te verwarren met SD subdiaken)
Kd = kaarsdrager
Bd = boekdrager
Deze beschrijving gaat over de gezongen H. Mis door een bisschop met gebruik van de troon.
IN DE SACRISTIE
Voor vertrek in de sacristie, wanneer de diaken de mijter op het hoofd van B zette, knielen C1 en W voor de bisschop.
B legt wierook op. PA heeft het scheepje vast en vraagt de zegen.
B krijgt de staf. (Sd knielt hiervoor bij B en kust staf en bisschopsring)
Processie naar altaar :
SD draagt het evangelieboek met daarin de manipel van B.
W knielt alleen aan de altaarvoet en gaat naar de credenstafel. De (SD-)kruisdrager en de acolieten gaan het kruis en kaarsen aan/op de credenstafel zetten zonder referentie te maken aan de altaarvoet.
Zodra SD en C2 aan de altaarvoet komen, geeft SD het evangelieboek aan C2 (met de gebruikelijke hoofdbuigingen). Ze maken pas een referentie als iedereen zijn plaats ingenomen heeft.
De Sd gaat onmiddellijk naar B wanneer B aan de altaarvoet toekomt. Hierna neemt DA1 de mijter af. Op teken van C maakt iedereen een kniebuiging.
Hierna geeft DA1 de mijter aan Md.
(Wat Bd en Kd betreft : In de 'uitgebreide' versie gaan de Bd en Kd het dunne missaal open voor het tabernakel plaatsen en de kaarshouder een weinig links op het altaar.)
Bd en Kd gaan naar hun plaats. Zodra ze het altaar verlieten begint B met de gebeden aan de altaarvoet. Ook de dragers zitten geknield.
Zo zie je het ook op het filmfragment, maar vaak staat het dunne missaal voor aanvang al voor het tabernakel en gaan Bd (met het dikke missaal in de handen) en Kd bij binnenkomst onmiddellijk naar hun plaats zoals hierboven rechts op het schema.
Bij het 'Indulgentiam' (na hun confiteor) opent C2 het evangelieboek dat hij vasthoudt zodat SD de manipel kan nemen en deze kan aandoen bij B.
Na de voetgebeden gaat B de trappen op. De PA gaat ook de trappen op links van B, de diaken rechts van B. SD krijgt het evangelieboek van C2 en gaat de trappen op links van PA.SD geeft het evangelieboek aan PA die het evangelie van de dag laat kussen door B. PA sluit het boek en geeft dit terug aan SD. SD geeft dit terug aan C2. C2 gaat rond de altaartrappen om dit boek op de credenstafel te gaan leggen en hij blijft aan de epistelzijde staan.
C1 geeft teken aan W en beiden knielen voor B tijdens de wierookoplegging. D houdt het scheepje vast en vraagt de zegen aan B.
Ondertussen nemen -in de 'uitgebreide' versie- Bd en Kd de kaarshouder en missaal terug van het altaar. Bd legt het boek op de credenstafel (aan de evangeliezijde) en neemt het dikke altaarmissaal. Bd en Kd keren naar hun plaats terug. Meestal blijven Bd en Kd tijdens de wierookoplegging en bewieroking van het altaar gewoon op hun plaats en blijft het dunne missaal gewoon voor het tabernakel staan.
B legt wierook op met SD en D naast zich. PA daalt de trappen af aan de evangeliezijde en blijft daar staan.
B bewierookt het altaar met D (rechts) en SD (links) naast hem.
Alvorens bewierookt te worden krijgt B de mijter. Hiervoor komt Md naar DA1. DA1 zet de mijter op bij B.
D bewierookt B met links van hem SD en rechts C2. Nadien geeft hij het wierookvat aan C2. C2 geeft het wierookvat aan W.
Nadat B bewierookt werd, daalt hij de trappen af om naar de troon te gaan. Sd brengt hem de staf (op de gebruikelijke wijze) alvorens een referentie gemaakt wordt (ook wanneer het H. Sacrament aanwezig is). C1 geeft teken om een referentie te maken.
Volgorde naar de troon: C1 gaat voorop, gevolgd door B die omringd is door de DA's, daarna volgen Md en Sd. (Kd gaat over Bd staan)
PA stond nog aan de evangeliezijde en gaat rechtstreeks zonder een referentie te maken naar zijn plaats aan de troon.
D,SD en C2 bleven na de bewieroking van B aan de epistelzijde en gaan zonder referentie te maken naar hun plaats.
D en SD volgen de bewegingen (staan/zitten) van de DA's.
Aan de troon gekomen geeft B mijter en staf af aan Sd en Md. Hierna komen Kd en Bd , maken een kniebuiging en gaan voor B staan. DA2 opent het missaal en B bidt het 'Introitus'. Het 'Kyrie' reciteert hij afwisselend met de andere geestelijken aan de troon. Op het einde van de Kyrie-zang neemt PA het missaal over en maakt samen met Kd en Bd voor B een kniebuiging. PA houdt het missaal open voor B voor de aanhef van het Gloria. Bd gaat links van PA staan. Nadat B het Gloria aanhief, neemt Bd het geopende missaal over van PA. PA gaat terug (zonder referentie) op zijn plaats staan.
Iedereen doet de referenties tijdens het Gloria behalve Bd en Kd.
Wanneer B het Gloria gebeden heeft, sluit DA2 het missaal en keren Bd en Kd terug naar hun plaatsen (zie figuur hierboven) nadat ze voor B een kniebuiging maakten. Wanneer B gaat zitten, gaat Md naar DA1 met de mijter. DA1 plaatst de mijter op het hoofd van B.
Iedereen gaat zitten behalve de d(ragers) en de ceremoniarissen.
Op het einde van de zang van de Gloria , wanneer B het kruisteken maakte, gaat Md naar DA1. DA1 nam de mijter af en geeft die aan Md die direct naar zijn plaats terugkeert. Ondertussen gingen Bd en Kd terug voor B staan en geeft Bd het missaal aan PA met voor en na een buiging. PA gaat tussen Kd en Bd staan. Ze maken een kniebuiging voor B. PA houdt het geopende missaal voor B die het 'Collecte' bidt. (Bij 'Oremus' maakt iedereen een referentie behalve PA, Kd en Bd)
Hierna gaat B zitten en ontvangt de mijter (Md gaat naar DA1). Bd, PA en Kd maken een kniebuiging en keren naar hun plaats terug.
C2 brengt onmiddellijk na het oremus van de laatste 'oratio' het evangelieboek naar SD. Ze gaan naar het midden, knielen naar de B, dan naar het altaar en gaan dan voor het epistel staan op de plaats zoals in de H. Mis met diaken en subdiaken.
Na het epistel maken SD en C2 een kniebuiging in het midden richting altaar en gaan naar de troon. Ze maken een kniebuiging voor B en SD gaat dan de trap op van de troon en gaat knielen voor B. (C2 blijft staan onderaan de troon) SD kust de ring van B en ontvangt de zegen. Hij staat recht, maakt opnieuw met C2 een kniebuiging en ze keren terug naar de plaatsen van D en SD.(Uiteraard knielen ze in het midden voor het altaar.)
Aan zijn plaats geeft hij het evangelieboek terug aan C2 op de gebruikelijke wijze en SD gaat zitten met D.
Zodra SD de troon verliet gaan Kd en Bd naar de troon. Ze maken een kniebuiging en knielen voor B. Nadat B het 'Graduale' en het 'Alleluja' gebeden heeft, staan Kd en Bd recht, maken ze een kniebuiging en keren ze naar hun plaats terug.
Tijdens de zang van het 'Graduale' geeft C2 het evangelieboek aan D. D en C2 gaan naar het midden van het altaar. Ze maken een kniebuiging naar B en maken een kniebuiging aan de altaarvoet. D gaat de trappen op om het evangelieboek op het altaar te leggen. D knielt opnieuw boven aan het altaar en gaat (via de kortste weg) naar de troon. Daar maakt hij een kniebuiging voor B en knielt dan voor B om de ring te kussen.
D staat op maakt een kniebuiging voor B en keert naar de altaarvoet terug om daar te knielen om het 'Munda cor' te bidden.
Op het moment dat D het evangelieboek op het altaar legde en naar de troon vertrok, geeft C2 teken aan W om zich naar de troon te begeven.
W gaat met wierookvat en scheepje alleen naar de troon. Hij geeft het scheepje aan PA. Ze maken een kniebuiging voor B waarna B het wierook oplegt. W zit geknield tijdens de wierookoplegging. Na de wierookoplegging staat W op , maakt een kniebuiging voor B samen met PA en keert terug naar de altaarvoet.( W gaf aan de troon het scheepje aan C1 die het dan op de credenstafel aan evangeliezijde zette.)
Op het moment dat W naar de troon vertrok, gaf C2 teken aan de acolieten en SD om naar het midden te komen voor de evangeliebeweging. De acolieten dragen zoals gebruikelijk is hun kaarsen.
D heeft het evangelieboek op het altaar genomen na het bidden van het 'Munda Cor'.
Wanneer iedereen (D,SD,C2,W,A1 enA2) op zijn plaats aan de altaarvoet staat, geeft C2 teken om een kniebuiging te maken en start de evangeliebeweging naar de troon. W staat links van C2. De acolieten gaan voorop naar de troon en laten de anderen passeren zodat D en SD vooraan aan de troon staan.
Op teken van C2 maken ze een kniebuiging en gaan daarna geknield zitten (behalve de SD die recht blijft staan na de kniebuiging).
D vraagt (geknield) de zegen (Jube domne benedicere) . Hij kust de hand van B niet aangezien hij al de ring gekust heeft. Na de zegen van B staan allen (D,SD,C2,W,A1 enA2) recht, draaien zich om en gaan in processie naar de plaats waar het evangelie gezongen zal worden.
Op het einde van de Alleluia-zang, neemt DA1 de mijter af en staat B recht.
De 4 dragers komen voor de troon staan. Da1 geeft mijter aan Md en Sd geeft de staf aan B. De 4 dragers maken een kniebuiging voor B en gaan aan de linkerkant van de troon staan op één lijn naar D en het evangelieboek gericht.
Referenties tijdens het evangelie maakt C2 naar B. Wanneer het evangelie gezongen is, komt Sd naar B om de staf te over te nemen en keert hij terug naar de andere dragers. Kd en Bd zetten hun kaars en missaal op de credenstafel aan de evangeliezijde.
Zodra het evangelie gezongen is, gaan D, C2 en de acolieten terug naar de altaarvoet en wachten daar op SD. D ging voorop. (zoals u hier ziet)
SD gaat rechtstreeks en zonder referentie te maken naar B om het evangelieboek te laten kussen. Hij sluit het evangelieboek, maakt een kniebuiging en gaat naar de altaarvoet. Hij maakt met D, C2 en de acolieten een kniebuiging. Ze gaan naar hun plaatsen (aan de epistelzijde) waar SD het evangelieboek geeft aan C2 (op de gebruikelijke wijze).
W was SD naar de troon gevolgd. Hij geeft het wierookvat aan PA. PA en W maken voor de troon een kniebuiging, PA bewierookt B (3xdubbel). Tijdens deze bewieroking nemen de 4 dragers terug hun plaats in terwijl ze een kniebuiging maakten achter PA. Na bewieroking van B maken PA en W een kniebuiging. C1 geeft scheepje terug aan W. W gaat naar de sacristie.
Nadat hij bewierookt werd, krijgt B de mijter van DA1 (en Md), alsook de staf van Sd. B gaat samen met C1 aan de altaarvoet een kniebuiging maken en gaat preken.
De 4 dragers gaan zitten op de trede van de troon. C1 staat een links achter B tijdens de preek.
Zodra de preek gedaan is staan de 4 dragers recht en gaan op hun plaats staan. (Kd en Bd nemen terug hun kaars en missaal op de credens aan de evangeliezijde)
B en C1 gaan terug naar de troon nadat ze een referentie gemaakt hebben aan de altaarvoet.
Aan de troon geeft B op gebruikelijke wijze zijn staf en mijter af.
CREDO
Bd geeft missaal aan PA die het missaal open houdt voor B. Bd links van PA, Kd rechts.
Zodra B de aanhef gezongen heeft, geeft PA het missaal terug aan Bd. PA gaat terug op zijn plaats staan, Bd houdt het missaal open voor B.
Bij de woorden 'Qui propter nos homines' plaatst C1 een kussen voor B waarop B kan knielen tijdens de woorden 'Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine,et homo factus est'.
Hierna gaat men zitten en krijgt B op gebruikelijke wijze de mijter. De dragers staan op hun gebruikelijke plaatsen wanneer B zit. Indien B al zou zitten tijdens de woorden 'Et incarnatus est...' dan knielen de dragers tijdens deze woorden (, alsook de acolieten en de ceremoniarissen).
Na de woorden 'Et incarnatus est...' haalt C2 de beurs op de credenstafel (epistelzijde) en geeft deze op gebruikelijke wijze aan D. Ze gaan naar het altaar en maken aan de altaarvoet eerst een referentie naar B en dan naar het altaar. D gaat de trappen op en ontvouwt het corporale. Nadien maakt hij een kniebuiging boven voor het altaar. C2 ook maar aan de altaarvoet zoals gebruikelijk is. D en C2 keren dan naar hun plaatsen terug zonder een referentie te maken naar B.
Na de credo geeft B de mijter af (met assistentie van DA1 en Md zoals gebruikelijk is) en staat recht.
OFFERTORIUM
Bd geeft het missaal aan PA die het open houdt voor B, met naast hem Bd (links) en Kd (rechts).
Na 'Oremus' bij het offertoriumgebed geeft PA het missaal terug aan Bd die dan het missaal open houdt voor B. Wanneer B gaat zitten, krijgt hij op gebruikelijke wijze de mijter.
C1 neemt een schaaltje op de credenstafel (evangeliezijde) en gaat onmiddellijk knielen voor B. PA neemt de ring van B (die hij teruggeeft na de 'Lavabo'). De DA's trekken de handschoenen van B uit.C1 ontvangt de handschoenen van B op het schaaltje en gaat het schaaltje op de credens aan de evangeliezijde zetten. Hij komt dan terug naar zijn plaats aan de troon. Ondertussen komen de acolieten voor de handwassing naar de troon. Ze maken een kniebuiging en knielen voor B. Na de handwassing laat B (die de ring terug krijgt van PA) de ring kussen door de acolieten en zegent hen. De acolieten staan op. Ze maken een kniebuiging voor B en keren terug naar de credens aan de epistelzijde.
Na de handwassing stond B recht. Hij krijgt van Sd op gebruikelijke wijze de staf. Ze gaan naar het altaar. C1 met PA voorop, gevolgd door B en de DA's. Achteraan de dragers. D staat klaar aan de altaarvoet als B van de troon komt. Aan de altaarvoet staat D rechts van B en PA links van B. De DA's en de drager staan op hun gebruikelijke plaatsen achter B.(zoals in het begin van de H. mis , zie hoger)
Aan de altaarvoet gekomen geeft B mijter en staf af (, de mijter wordt dit keer door D afgenomen) en allen maken een referentie naar het altaar.
B gaat de altaartrappen op, alsook PA links van hem. D gaat rechts van B de trappen op nadat hij de mijter aan Md gaf.
Na 'Oremus' voor het offertoriumgebed gebeurde er nog meer, namelijk C2 gaf teken aan de acolieten om naar de troon te gaan voor de handwassing. Hij gaf dan teken aan SD om naar de credens te komen en hem het schoudervelum aan te reiken. Dan wachten SD en C2 aan de credenstafel naar het altaar gekeerd. SD plaatst pas de kelk op het altaar als B de altaartrappen opgegaan is. Indien er cibories op het altaar geplaatst moeten worden, zal C2 dit doen. D gaat aan de altaarvoet staan wanneer B aan de troon vertrekt.
filmfragment, klik hier Op de film staan Bd en Kd aan het altaar wanneer B de trappen opgaat. Dit is niet nodig. U ziet op de volgende video wanneer ze naar het altaar komen. Het missaal moet pas na de bewieroking van het altaar op het altaar gezet worden.
Het begin van het offertorium is min of meer zoals bij de plechtige H. mis, waarbij de PA links van de bisschop blijft. De twee C's staan naast elkaar, aan de epistelzijde. Dit zal hun gebruikelijke plaats zijn tot het einde van de mis. D en SD helpen de bisschop zoals gewoonlijk, behalve dat het aan de SD is om de palla van de kelk te nemen en aan D om de kelk schoon te maken. Als hij de pateen heeft ontvangen, gaat SD naar beneden om zich tussen de DA's te plaatsen. Na de offerande van de kelk nodigt C2 W uit voor de wierookoplegging. Beiden knielen voor de bisschop, die bijgestaan wordt door D en PA. B bewierookt het altaar (en de relikwieën) op de gebruikelijke manier.
Tijdens de bewieroking van het altaarkruis gaan Bd en Kd naar de credens van de troon. Bd plaatst het missaal op de pupiter, en komt met deze altaarpupiter naar de evangeliekant van het altaar (in plano), met de Kd aan zijn linkerkant. Bij de laatste kniebuiging tijdens de wieroking blijft PA in het midden van het altaar. Bd en Kd gaan dan naar het altaar om de pupiter en kandelaar te plaatsen, en gaan dan naar beneden naar de evangeliekant. PA neemt, nadat hij het missaal op de bladzijde van het 'Secreta' heeft geopend, het canonboek en draagt het naar de epistelzijde voor het 'Lavabo'. Hij plaatst zich dan rechts van B terwijl B wordt bewierookt.
Kort voor het einde van de altaarbewieroking geeft de Md de mijter aan de DA1. Da1 plaatst de mijter op het hoofd van B alvorens B bewierookt wordt. D (met W naast hem) bewierookt B 3x dubbel terwijl zij diep voor en na buigen. Ze gaan dan naar links zodat de acolieten direct kunnen knielen voor B voor de handwassing. B wast zijn handen en vertrouwt zijn ring toe aan PA. Wanneer hij zijn handen droogde, krijgt hij de ring weer, laat de acolieten de ring kussen en zegent hen. DA1 neemt de mijter af voor de 'Gloria Patri' van het 'Lavabo'. Hij keert dan terug naar het midden van het altaar met PA, die het canonboek weer op zijn plaats in het midden zet.
Na het bewieroken van B gaat de diaken, altijd vergezeld van W, in de volgende volgorde over tot het bewieroken van:
- De priester-assistent, met twee dubbele slagen, wanneer deze de ring van de Paus heeft genomen.
- De DA1, met twee dubbele slagen, tijdens de lavabo van B of pas -afhankelijk van de tijd- wanneer hij de mijter van B na de lavabo heeft genomen en aan de mijterdrager heeft teruggegeven.
- De DA2, twee dubbele slagen.
- De priesters aanwezig in het koor, elk een dubbele slag. Als het er te veel zijn, mogen ze in het koor worden bewierookt.
- De lagere geestelijken, een enkele slag elk. Als het er te veel zijn, kunnen ze in het koor worden bewierookt met drie dubbele slagen.
- De SD, twee dubbele slagen, alsook de SD-kruisdrager
De diaken geeft vervolgens het wierookvat terug aan W en keert terug naar zijn plaats tussen B en SD, waarbij hij eerst knielt.
W bewierookt dan :
- De diaken, met twee dubbele slagen.
- De C's , elk een enkele slag.
- De acolieten, elk een enkele slag.
De dragers (van mijter, staf, boek , kaars) worden niet bewierookt.
- Tenslotte gaat W de gelovigen bewieroken met drie eenvoudige slagen. Dan gaat hij met de toortsendragers naar de zijkapel om de toortsen te halen en gaat in processie vóór hen binnen tijdens het zingen van het Sanctus.
Op het einde van de 'secreta' neemt C1 de kalot/solideo van het hoofd van de bisschop. C2 komt met een schoteltje waarop C1 dit legt, en C2 legt dit op de credens.
De PA neemt het missaal van de pupiter en geeft dit aan Bd die langs de evangeliezijde de trappen opkomt en nadien het missaal op de credenstafel (evangeliezijde) legt. PA legt het canonmissaal op de pupiter open op de 'Prefatie'.
D gaat rechts van B staan voor het 'Sanctus'. Daarna gaat hij terug achter B staan. Bij 'Quam oblationem' gaat hij terug naast B staan om B te assisteren bij de consecratie zoals in de gewone H. Mis met diaken en subdiaken.
'Qui pridie' : Op teken van C1 knielt iedereen behalve PA. Hij gaat pas geknield zitten wanneer B de kniebuiging maakt voor de opheffing van de H. Hostie.
Bij de aanvang van het 'Communicantes' gaat W het scheepje op de credenstafel. W gaat direct naar C2 voor de wierookoplegging voor de consecratie.
Wanneer B na de opheffing een kniebuiging maakt, staat PA mee recht. Hij doet deze bewegingen ook bij de opheffing van het H. Bloed. Nadien maakt PA geen kniebuigingen meer. Hij ondersteunt wel B wanneer B kniebuigingen maakt.
Na de consecratie gaat D terug achter B staan.
Iedereen staat recht, behalve de acolieten en de toortsendragers. W brengt het wierookvat naar de sacristie en gaat dan geknield zitten aan de credenstafel.
'Per quem hæc omnia',D gaat rechts naast B staan. (na een kniebuiging gemaakt te hebben),om te assisteren bij de opheffing van de H. Hostie en de kelk. Nadien keert hij terug naar zijn plaats achter B (zoals hij achter P gaat staan in de plechtige H. Mis). Tijdens het 'Pater noster' maken D en SD een kniebuiging en gaan rechts van B staan om de pateen af te geven. W staat recht bij het 'Pater noster'.
C2 neemt het schoudervelum van SD af en legt dit op de credenstafel. Nadien keert C2 terug naar zijn plaats, rechts van C1. SD gaat zoals gebruikelijk ook terug naar zijn plaats aan de altaarvoet. D blijft rechts van B staan tot na het 'Agnus Dei'. Hierna wisselen PA en D van kant, met ervoor en nadien een kniebuiging te maken. D blijft aan het missaal terwijl PA de vredewens ontvangt. (PA kust eerst samen met B het altaar)
PA maakt er na een kniebuiging (,waar hij staat) en C2 doet dat gelijktijdig waar hij staat . PA gaat , vergezeld van C2, in het koor de vrede wensen terwijl B de vrede wenst aan de DA's, D en vervolgens SD. Ze gaan dus naar B langs de epistelzijde en maken voor en na de vredewens een diepe buiging. (Ze kussen het altaar niet.) Ze maken een kniebuiging alvorens naar hun plaats terug te keren. D gaat terug aan het missaal staan.
PA keert met C2 terug naar de altaarvoet. Ze maken een kniebuiging. C2 gaat naar zijn plaats. Indien de misdienaars geen geestelijken zijn, gaat PA terug aan het missaal staan en D aan de rechterzijde van B.
Indien de misdienaars wel geestelijken zijn:
> geeft PA alvorens naar het missaal te gaan de vredewens aan C1 (die naar PA komt).
> C1 geeft dan de vredewens aan C2. C2 wenst dan de vrede aan de SD-kruisdrager, A1 en de wierookdrager. A1 wenst de vrede aan A2.
(C2 brengt eventueel het kartonnetje met het 'Confiteor' mee)
Zodra iedereen de vredewens ontvangen heeft, en er nog tijd is vooraleer B communiceert, geeft C1 teken aan de acolieten en W om te knielen.
De anderen blijven rechtstaan. Ze buigen terwijl B het H. Lichaam en H. Bloed nuttigt. (PA en D buigen diep)
Wanneer B het H. Bloed genuttigd heeft, geeft C1 teken voor de communiebeweging.
De DA's maken en kniebuiging en gaan knielen aan de troon. Ze komen pas terug bij het sluiten van het tabernakel na de communie.
PA gaat knielen op de eerste trede aan de evangeliezijde. Hij laat D en SD de B assisteren bij het uitdelen van de H. Communie.
De acolieten, dragers (Bd, KD, Sd en Md) en toortsendragers....
25b. Les ministres inférieurs, porte-insignes et céroféraires se lèvent et prennent place pour le mouvement de communion. A Ecône, le 2° cérémoniaire va chercher le carton du Confiteor et revient à sa place à côté du 1° cérémoniaire. Après l’Ecce Agnus Dei, il accompagnera un prêtre pour la distribution de la communion. Les acolytes seuls (avec la nappe de communion) viennent se placer in plano au pied des marches de l’Autel. Le thuriféraire prend un plateau de communion et s’avance à l’entrée du sanctuaire (en haut des marches) face au tabernacle. Après l’Ecce Agnus Dei, il accompagnera un prêtre pour la distribution de la communion. Les porte-insignes se mettent en vis-à-vis de chaque côté du sanctuaire, porte-mitre et porte-crosse devant la banquette, porte-livre et porte-bougie devant le trône. Enfin, deux céroféraires viennent entourer l’Autel, tandis que les deux autres viennent encadrer le thuriféraire à l’entrée du sanctuaire. Une fois en place, tous s’agenouillent au signal du 1° cérémoniaire. Le reste du mouvement n’apporte pas de changement par rapport au mouvement habituel.
- Après avoir découvert les ciboires et fait la génuflexion, le diacre et le sous-diacre descendent sur la marche au-dessous du marchepied. Ils s’inclinent profondément, tandis que le diacre chante le Confiteor. Après l’Indulgentiam, ils se rapprochent du célébrant et génuflectent avec lui. S’ils communient, le sous-diacre prend la patène, et tous deux descendent d’un degré pour s’agenouiller. Après avoir communié, ils remontent entourer le célébrant, diacre côté Evangile. S’ils ne communient pas, ils changent de côté après avoir génuflecté avec le célébrant (nouvelle génuflexion en arrivant) ; là, le diacre prend la patène. On procède alors à la distribution de la communion. La distribution de la communion achevée, les ministres supérieurs retournent à l’Autel (diacre et sous-diacre se croisent). Le diacre rentre tous les ciboires dans le tabernacle et le ferme.
- A la fermeture du tabernacle, tous les ministres reprennent la place qu'ils occupaient pendant le canon : diacre et prêtre assistant autour du Pontife, sous-diacre et diacres assistants au pied de l'Autel. Après les premières ablutions, le 1° cérémoniaire remet la calotte au Pontife (apportée de la crédence par le 2° cérémoniaire), tandis que le thuriféraire précède les céroféraires à la sacristie pour aller chercher encensoir et navette.
Le prêtre assistant, une fois revenu au missel, va devoir remettre le canon d'Autel en place, le remplacer sur le pupitre par le missel, et porter le tout au côté Epître. Pour cela, les porte-livre et porte-bougie vont chercher le missel à la crédence du trône aussitôt après la fermeture du tabernacle. Ils montent au côté Evangile de l'Autel, où le porte-livre dépose le missel sur l'Autel, tandis que le porte-bougie reprend la bougie. Puis tous deux vont au côté Epître de l'Autel, génuflectant derrière les diacres assistants. Dès que le prêtre assistant a changé le missel de côté, le porte-bougie monte déposer sa bougie, et redescend il plano : les deux porte-insignes restent ainsi au côté Epître de l'Autel jusqu'à la postcommunion, prenant garde de ne pas gêner les acolytes.
Le 1° acolyte, en effet, a apporté les burettes des ablutions dès la fermeture du tabernacle. C'est le diacre qui assiste le Pontife pour les ablutions. Pendant ce temps, le 2° acolyte a préparé le troisième lavabo. Après les ablutions, le Pontife laisse le sous-diacre essuyer et ranger le calice (cf. n° 24) et va se laver les mains une dernière fois, exactement comme à l'offertoire : le diacre lui met la mitre (qu'il reçoit du porte-mitre juste après les ablutions), et le prêtre assistant lui tient l'anneau. Ce lavabo achevé, le Pontife dépose la mitre, et récite l'antienne de communion puis la postcommunion, assisté du prêtre assistant.
- Dès que le prêtre assistant change le missel de côté, le sous-diacre monte au côté Evangile. Lorsque le Pontife va au côté Epître pour le troisième lavabo, il prend le corporal et le fait glisser au coin Evangile de l'Autel. Il essuie et range le calice comme à la Messe solennelle, et porte le tout à la crédence avant de revenir derrière le Pontife. Cependant, il ne sera assisté de personne pendant ce mouvement. Le 2° cérémoniaire aura apporté le voile du calice au côté Evangile juste après avoir passé la calotte du Pontife au 1° cérémoniaire, mais ne sera pas resté pour l'assister. En effet, il doit retourner à sa place car le thuriféraire, en revenant de la sacristie, l'y rejoint directement[4] pour se faire imposer l'encens. Pendant cette imposition d'encens, le sous-diacre porte-croix prend la croix, et les acolytes leur chandelier. Le thuriféraire va à la crédence, et précède la croix à l'entrée du sanctuaire (au bas des marches), l'encensoir entrouvert dans la main droite. Tous les quatre recevront là la bénédiction pontificale, restant debout. Quant au 2° cérémoniaire, il reprendra après avoir imposé l'encens, la place qu'il occupait pendant les prières au bas de l'Autel (côté Evangile).
- Après la postcommunion, le prêtre assistant ferme le livre et descend au pied de l'Autel occuper la place qu'il avait au début de la Messe. Les deux porte-insignes, qui étaient au côté Epître de l'Autel, montent prendre le missel (avec le pupitre) et la bougie ; le porte-livre dépose le pupitre et le missel à la crédence de la Messe, et tous deux retournent à leur place, en génuflectant derrière les diacres assistants. Le diacre chante comme de coutume l'Ite missa est, puis reçoit la mitre du porte-mitre. Il va en coiffer le Pontife après le Placeat, et descend recevoir la bénédiction à droite du sous-diacre, côté Evangile (place du début de la Messe). Au verset Adjutorium nostrum... qui précède la bénédiction finale, le porte-crosse monte à l'Autel par le côté Epître. Il donne la crosse au Pontife après les mots Benedicat vos omnipotens Deus, lorsque tous les ministres s'agenouillent, et reste en position de génuflexion pour recevoir la bénédiction ; puis il retourne à sa place.
30. A la demande de Mgr Lefebvre, et selon la coutume universelle depuis les années 1950, le dernier Evangile est toujours omis à la Messe pontificale. Le Pontife descend donc au pied de l'Autel immédiatement après avoir donné la bénédiction, tous font la révérence convenable et se retirent à la sacristie dans le même ordre qu'à l'arrivée ; les deux cérémoniaires se croisent donc en partant, ainsi que le diacre, le prêtre assistant, et les diacres assistants
[1] A Ecône, le thuriféraire revient à sa place après l’Oremus du Pater.
[2] Pour ce mouvement, on suivra les règles générales de déplacement à l'autel (S.R.C. n° 4027, Manuel de liturgie, T. I n° 640, § 5, p 617). Les diacres assistants et le sous-diacre génuflectent (sur place) en partant mais non en arrivant, tandis que le diacre doit génuflecter en partant et en arrivant. L'ordre est le suivant :
- le 1° DA génuflecte quand le PA s'incline au pontife avant de recevoir la paix, et monte au côté Epître pendant que le PA reçoit la paix. Le 1° DA s'incline alors au pontife quand le PA, qui s'est décalé, génuflecte avant de quitter le marchepied. Puis le 1° DA reçoit la paix, s'écarte, génuflecte sur le marchepied et retourne à sa place.
- le 2° DA génuflecte quand le 1° DA s'incline au pontife avant de recevoir la paix, et monte au côté Epître pendant que le 1° DA reçoit la paix. Le 2° DA s'incline alors au pontife quand le 1° DA, qui s'est décalé, génuflecte avant de quitter le marchepied. Puis le 2° DA reçoit la paix, s'écarte, génuflecte sur le marchepied et retourne à sa place.
- le diacre génuflecte en même temps que le 2°DA, change de côté, et vient se placer derrière celui-ci sur le marchepied (ou bien in plano côté Epître si le marchepied est trop étroit). Il génuflecte à nouveau quand le 2° DA s'incline au pontife avant de recevoir la paix (et monte au côté Epître pendant qu'il reçoit la paix). Le diacre s'incline alors au pontife quand le 2° DA, qui s'est décalé, génuflecte avant de quitter le marchepied. Puis il reçoit la paix, s'écarte, génuflecte sur le marchepied et retourne à sa place près du missel, génuflectant en arrivant.
- le sous-diacre génuflecte quand le diacre s'incline au pontife avant de recevoir la paix, et monte au côté Epître pendant que le diacre reçoit la paix. Il s'incline alors au pontife quand le diacre, qui s'est décalé, génuflecte avant de quitter le marchepied. Puis le sous-diacre reçoit la paix, s'écarte, génuflecte sur le marchepied et retourne à sa place.
En clair, au départ, le diacre génuflecte avec le 2° DA mais aussi avec le PA qui a reçu la paix et génuflecte avant de quitter le marchepied. Quant au sous-diacre, il génuflecte avec le 2° DA qui a reçu la paix.
[3] Pour faciliter le mouvement de communion, il serait bon que tous les ministres de la Messe (y compris le sous-diacre porte-croix) aient communié auparavant. Seuls les diacre et sous-diacre (s’ils ne sont pas prêtres) échappent à cette précaution car il est conseillé que ceux-ci communient à la Messe dont ils sont les ministres.
[4] Après l’intonation du Magnificat ou après le verset Te ergo, Quaesumus du Te Deum , si on les chante.
Maak jouw eigen website met JouwWeb